vrijdag 8 april 2016

Mijn eigen koloniale verleden

     In 1960 was ik nog te jong om een bijdrage te leveren aan de Congolese onafhankelijkheid. Ik heb die onafhankelijkheid toen evenmin tegengewerkt. Wel kon ik op familiefeestjes en bij visites vlot antwoorden op de vraag wie nu ook weer de eerste minister en de president van Congo waren. Het antwoord was respectievelijk Lumumba en Kasavubu. Ik werd dan over de bol geaaid door tantes en andere bezoekers, die zeiden dat ik een knappe jongen was en dat ik het ver brengen zou. En kijk nu!
     Het besef dat de Congolezen onafhankelijk waren geworden, drong in die tijd maar traag door in het moederland. Paters met lange baarden bleven vertrekken naar de tropen om er missiewerk te doen. Nog altijd werd de zilverpapieren verpakking die om de chocolade zat zorgvuldig opgespaard, om daarmee de zwarte kinderen te helpen. En op school leerden we van meester Goossens dat ‘onze kolonie’ tachtig maal groter was dan België.
     Meester Goossens kon dat weten, want hij had enkele jaren in Congo lesgegeven. Als bewijs van zijn verblijf aldaar haalde hij een keer per jaar een Congolese boog uit de kast. Hij ging dan achteraan in het klaslokaal staan en schoot boven onze hoofden een pijl in het bord die nog lang bleef natrillen.
     Die boog had meester Goossens misschien wel gestolen van de inboorlingen, zoals Belgische firma’s ook rubber en koper van hen hadden gestolen. Of misschien had hij die pijl en boog verkregen in ruil voor een voddig katoentje, wat kralen en een stukje koperdraad, zoals de handelaars in Conrads Heart of Darkness, die die prullen gebruikten om de zwarten hun ivoor afhandig te maken. Maar misschien ook deden die praktijken geen opgeld meer in de tijd dat meester Goossens in Congo verbleef. Ik zou dat eens moeten opzoeken.

     Wie zich in elk geval niet bij de Congolese onafhankelijkheid neerlegde, was mijn grootmoeder. Mijn grootmoeder had een goede zangstem. Als meisje had ze in de kerk nog helemaal alleen het Ave Maria van Gounod –  van Bach eigenlijk –  gezongen en daar kwamen erg moeilijke octaafsprongen in voor. Ik denk dat ze met dat zingen mijn grootvader heeft leren kennen, die in die kerk het orgel bespeelde. Op latere leeftijd was haar repertoire afgezakt naar het marktkamersgenre (‘Waar het lied der branding ruist bij dag en nacht’), het wandellied (‘Wij stappen zo-o geerne’) en het kinderlied (‘Saint-Nicolas, patron des écoliers’). Maar het liefste zong ze ‘Vers l’avenir’ (1), dat ooit de nationale hymne was geweest van de Congo Vrijstaat. Het lied bevatte onsterfelijke, maar erg kolonialistische verzen zoals:

Si ton sol est petit, dans un monde nouveau
      L’avenir qui  t’appelle a planté son drapeau.

Waarop de uitbarsting volgde:

      Marche joyeux, peuple énergique,
     Vers des destins, dignes de toi,
     Dieu protège la libre Belgique,
     Et son roi.

     Mijn borst ging zwellen van trots als ik de hymne met mijn grootmoeder mocht meezingen. Vooral dat laatste zinnetje moest met pathos worden gebracht, met nadrukkelijke pauzes tussen ‘et’, ‘son’ en ‘roi’. Erg royalistisch was mijn grootmoeder overigens niet, want over de koning van haar kindertijd, Leopold II, sprak ze vaak smalend. Hij werd dan ‘Schele Pol’ of ‘Poupouleke’ genoemd, en ook daar kende ze liedjes van.
     Maar kolonalistisch en imperialistisch is de hymne zeker. In de tweede strofe wordt de verovering van Congo beschreven in woorden waarvan de symboliek mijzelf en mijn grootmoeder toentertijd niet recht duidelijk waren – Freud was in onze kringen een onbekende en ‘postcolonial genderstudies’ bestonden nog niet. Hier zijn die woorden - oordeel zelf:

     Si ta force déborde et franchit ses niveaux,
     Verse-la, comme un fleuve, en de mondes nouveaux !

     In de Nederlandse versie krijgt de dappere Belg dezelfde raad:

     Laat het stromen alom
     Als een vruchtbare vloed.

        Je zou kunnen denken dat Jef Geeraerts in zijn Congolese periode die woorden wat al te letterlijk heeft opgevat, als je mag geloven wat hij allemaal beschrijft in Grangreen 1 – Black Venus.

***

     Al die mooie herinneringen, aan meester Goossens, mijn grootmoeder en Jef Geeraerts, dank ik aan een stuk dat ik deze week gelezen heb op De Redactie.be. Zekere Frank Gerits van de KULeuven legt daarin uit dat we ons als antwoord op de islamistische terreur moeten bezinnen over ons koloniale verleden – wat ik dus gedaan heb. Wie zich voor één keer, en voor geen geld, geestelijk meerderwaardig wil voelen aan een medewerker van de KULeuven, kan dat stukje best eens aanklikken. Er staan nog meer merkwaardige zaken in.

(1)    De tekst van het lied vind je hier, een Nederlandstalige vertaling hier en een gezongen versie met tekst hier. Bij die laatste moet je een paar minuten de Belgische driekleur voor lief nemen.

1 opmerking:

  1. Zelden zo'n hoop nonsens gelezen als in dit artikel van de KULeuven medewerker, Frank Gerits. Alsof het feit dat België 50 jaar een kolonie zonder volksplanting had en dat het dit bij de eerste moeilijkheden prompt van de hand deed door het onafhankelijkheid te schenken, van enige invloed was op het terreurgedrag van extreem 'vrome' moslims. Waarom worden dan door hetzelfde soort 'gelovigen' aanslagen gepleegd in Keniaanse supermarkten of op terrasjes in Casablanca of op Koptische kerken in Egypte? Er staan inderdaad nog meer merkwaardige zaken in dat artikel van Frank Gerits.

    BeantwoordenVerwijderen