vrijdag 20 mei 2016

Eenenzestig

Drie
   Als je zestig wordt, komen de filosofische vragen. In welk metafysisch gat zijn al die voorbije jaren verdwenen? Wat kan en wil ik nog bereiken in de tijd die overblijft? (1)-- Als je eenenzestig wordt komen de praktische vragen. Wanneer kan ik met pensioen en hoe hoog zal dat pensioen zijn? Ik zou dat eigenlijk eens aan specialist moeten vragen.
     Mijn eigen vader ging met pensioen op zijn vijfenzestigste. Dat lijkt mij een natuurlijke leeftijd en ik wil het zelf ook niet langer maken. Als mijn pensioenrechten niet beheerd werden door een regering, maar door een plaatselijk bookmakerskantoor, dat meer uitbetaalt als je langer werkt, en minder als je korter werkt, dan ging ik wellicht toch op mijn vijfenzestigste. Ik zou met zon bookmakersregeling niet gegaan zijn op mijn vijfenvijftigste, zoals collega’s uit de goede oude tijd, die af en toe een prentbriefkaart sturen uit een ver land en die het dus goed maken. Ik zou  niet gegaan zijn, want met de rente die de bookmaker mij na mijn vijfenvijftigste zou uitbetalen, zou ik mij geen verre reizen en geen prentbriefkaarten kunnen veroorloven. Aan de andere kant zou ik evenmin doorgaan tot mijn vierentachtigste, ook al kreeg ik dan heel wat meer en mocht ik op het werk mijn pantoffels aanhouden. Ik wil, net als iedereen, nog wat genieten van de jaren na het werkleven, want we kennen dag noch uur.
     Met dat genieten is het een moeilijke zaak. Wat moet ik mij daar bij voorstellen? Ja - ik zou dagelijks een uurtje kunnen fietsen. Ik zou een boek kunnen lezen over Napoleon, of over de ontcijfering van Myceense kleitabletten, of over de onvergetelijke Tocht van de Tienduizend. Ik zou elke dag een lang warm bad kunnen nemen, met mijn elektronische boeklezer bij mij in een doorzichtig plastieken zakje. Maar al die dingen doe ik nu al, en het is lang niet zeker dat ik gelukkiger zou zijn als ik tweemaal per dag een lang, warm bad nam. Ook zou ik heel wat meer in het huishouden kunnen doen, maar dat bewijst alleen dat opruststelling evengoed zijn nadelen heeft.
     Nu denk je misschien dat zo iemand, dan toch een leraar zich een werkelijkheidsgetrouw beeld moet kunnen vormen van zijn toekomstige oudedag. Hebben wij leraren niet per jaar twee lange maanden vakantie, waar elke zelfstandige, werknemer of ambtenaar ons om benijdt? En zijn niet die twee maanden pret een voorafschaduwing van het lange feest dat ons wacht na een arbeidzaam leven? Is die zomervakantie niet een beetje het kleine broertje van het pensioen, zoals de slaap het kleine broertje is van de dood (2)?
     Mijn pensioen zal in elk geval anders zijn dan mijn zomervakanties. Tijdens de zomervakantie leef ik met de niet aflatende achtergrondruis van het komende schooljaar. Ik zit te dubben of ik les A, tekst B en opdracht C niet zou vervangen door een andere les, tekst of opdracht, bijvoorbeeld D, E en F. De ervaring heeft wel geleerd dat D, E en F zelden beter zijn dan A, B en C, maar toch blijf ik dubben. En dat dubben is een excuus om allerlei echt leuke dingen niet te doen, want al lig ik op de bank naar tv te kijken, ik zou eigenlijk dringend moeten werken aan die les, die tekst of die opdracht.
     Dat is altijd zo geweest: ik heb nooit goed werk en vrije tijd gescheiden kunnen houden. Misschien wordt dat anders als het werk er niet meer is. Nog even.
  

(1) Lees hier.
(2) Luister hier.

3 opmerkingen:

  1. Philippe, als ik bij noot (2) op 'hier' druk, gebeurt er niets. Je zult daar nog een beetje aan moeten sleutelen, denk ik. Of ligt dat weer aan mij, onkundig als ik in die dingen ben?

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Bedankt voor het melden, Flor. Ik heb de link aangepast. (Nog altijd minder erg dan de dt-fout die er eerst in stond).

    BeantwoordenVerwijderen