zaterdag 10 december 2016

Theo Francken of de rechtstaat?

      In april of mei 1973 kwam mijn klassenleraar bij ons thuis op bezoek om eens met mijn ouders en mij over mijn studiekeuze te praten. Dat was een pijnlijk moment want ik wou toen helemaal niet studeren. Ik wou in een grote fabriek gaan werken om communistische cellen op te richten. Mijn ouders waren razend. De klassenleraar suste: ‘Maar Philippe, je zou toch minstens eens Rechten kunnen proberen.’  Had ik dat toen maar gedaan. Dan kon ik nu dat hele gedoe rond de visumkwestie beter volgen. Dan kon ik nu mijn mannetje staan in facebookdiscussies tussen mijn vrienden van #Ik steun Theo en die van #Ik steun de rechtstaat. Nu ben ik een armzalige leek die amper het verschil kent tussen een vonnis en een arrest, en als iemand mij uitlegt wat derdenverzet is, of dubbele cassatie, of precedenten als secundaire rechtsbron, ben ik die uitleg zo weer vergeten.
     Wat ik ondertussen begrepen heb is dat er in Aleppo een gezin leeft dat graag een visum zou krijgen om naar ons land te komen. Dat visum werd geweigerd door Theo Francken die staatssecretaris is van Asiel en Migratie. De advocaat van het Syrische gezin trok daarop naar de Raad voor de Vreemdelingenbetwistingen (RVV) die besliste dat de Francken dat visum wél moest uitreiken. Francken weigerde met als argument dat het visum geen recht was maar een gunst waar hij alleen over beslist – en ik geloof niet dat iemand hem op dat punt tegenspreekt. De advocaat ging dan naar een ‘gewone’ rechtbank of twee en werd daar al twee keer door de rechters in het gelijk gesteld. Francken moest doen wat de RVV beslist had, anders werd hij gestraft met een boete van 4 000 euro per dag, uit te betalen aan het Syrische gezin. De staatssecretaris weigerde dat en probeert nu via hoger beroep toch nog gelijk te krijgen. Een goed overzichtsartikel verscheen op DeMorgen.be.
     Op het laatste arrest tegen Francken kwam er een NVA-reactie in de vorm van een tweet die nogal sterke woorden bevatte: ‘GEEN dwangsommen en GEEN wereldvreemde rechters’. Geen dwangsommen – daar kan de veroordeelde staatssecretaris niet over beslissen, en ook zijn partij en zijn regering niet. Dat komt de rechter toe. Dat is de scheiding der machten. En dan – Geen wereldvreemde rechters … dat riep bij mij onaangename herinneringen op, meer bepaald aan de zaak van Dutroux en het spaghetti-arrest.
     We schrijven, zoals dat heet, 1996. Dutroux is zopas gearresteerd, zijn twee laatste slachtoffers Sabine Dardenne en Laetitia Delhez zijn zopas gered van een zekere dood. De zaak is in handen van de gedreven onderzoeksrechter Connerotte. Maar dan neemt Connerotte op een onzalige dag deel aan een spaghettimaaltijd ter ere van de overlevende slachtoffers, waarop de advocaat van Dutroux klacht indient. Een onderzoeksrechter moest zich onpartijdig opstellen tussen vermoedelijke daders en slachtoffers, vindt hij. Het Hof van Cassatie keurt de klacht goed, met een argumentatie opgesteld door de eminente juriste Eliane Liekendael.
    Er stak, zoals dat heet, een storm van protest op. Liekendael had de wet te letterlijk geïnterpreteerd, zonder rekening te houden met de goede bedoelingen van Connerotte. Eerste minister Dehaene vroeg Cassatie om de wet ‘inventief’ toe te passen. Louis Tobback en Marc van Peel vonden dat de wet ‘creatief’ moest worden geïnterpreteerd. Maar de ‘wereldvreemde’ Liekendael wou niet wijken. Nu was de juriste niet alleen wereldvreemd, ze zag er ook niet uit, met haar veel te grote bril met een veel te zware montuur. Televisiecamera’s volgden de vluchtende Liekendael tot ze wenend ineenzakte tegen een liftdeur. De straf voor haar wereldvreemdheid. Ik vond dat optreden van Dehaene en van Tobback en van die televisiemensen toen schandelijk en, zoals dat heet, een rechtstaat onwaardig. Liekendael had haar plicht gedaan en de wet toegepast. Aan een email-vriend schreef ik toen: fiat justitia, pereat mundus. Mijn facebookvriend Marc Ernst die met mij een maoïstisch verleden deelt, heeft het anders verwoord: legalist tot in de kist.
     En dan nu die NVA-tweet. Ging de Alliantie misschien net als de Dehaene, Tobback en Van Peel zelf wel eens gaan uitmaken welke vonnissen en arresten de rechtbanken en hoven moesten uitspreken?* Ik kon vooral dat ‘wereldvreemde rechters’ van de tweet maar moeilijk verteren. Als het over de toepassing van de wet gaat, kunnen de rechters voor mij niet wereldvreemd genoeg zijn. Ze hebben liefst zoveel mogelijk mensenkennis, gezond verstand en een rijk gevoelsleven, maar wanneer de wet A zegt, moeten ze niet op basis van dat gemoedsleven B zeggen.
     Maar maak ik de kwestie even los van de agressieve NVA-tweet, dan laat zich wel iets zeggen voor het verwijt van wereldvreemdheid. Ten gronde berust de hele zaak van het Syrische gezin op artikel 3 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (ERVM). Dat artikel luidt: ‘Verbod op foltering. Niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijk of vernederende behandelingen of bestraffingen.’ Dat lijkt mij een goeie wet want ik ben tegen foltering. België is ondertekenaar van het Verdrag en onze ordediensten mogen dus onder geen enkel voorwendsel foltering toepassen. Ik zou het niet anders willen. Verder neem ik aan dat rechters soms diep zullen moeten nadenken over wat nu juist foltering is, en wanneer een gedrag vernederend is en wat vandaag de dag een onmenselijke bestraffing is. Je kunt interpretatie nu eenmaal niet uitsluiten en daar dienen rechters voor. Maar hoe kan deze wet – verbod op foltering – nu zo geïnterpreteerd worden dat de Belgische regering erdoor verplicht wordt een gezin binnen te laten dat in Syrië woont en dat in Libanon een visum aanvraagt? Om tot dat resultaat te komen moeten rechters wel erg vergezochte redeneringen op de wet loslaten. Misschien is het zelfs niet overdreven om zulke redeneringen wereldvreemd te noemen.***  
     Liekendael werd wereldvreemdheid aangewreven – ten onrechte volgens mij – omdat ze teveel rekening hield met de wet en te weinig met de realiteit. Rond artikel 3 lijkt het omgekeerde aan de hand: rechters die te weinig rekening houden met de wet en te veel met de realiteit, en vooral met hoe die realiteit er volgens hen uit zou moeten zien. En dan ontwikkelen ze ingewikkelde redeneringen om de wet om te buigen tot hij past bij een asielbeleid dat zij voldoende humanitair vinden. Maar uitmaken welk beleid humanitair genoeg is, en realistisch, dat komt niet de rechters toe. Dat komt de politici toe. Ook dat is scheiding der machten.
 

* Een dag later verscheen een beargumenteerd stuk van Bart De Wever over het ‘gouvernement des juges’ waar het woord ‘wereldvreemd’ niet meer in voorkwam. In plaats daarvan schreef De Wever over ‘activistische rechters’. Dat begrip was ik al eerder tegengekomen bij Roger Scruton en bij ‘Thomas Sowell. De Wever deed zijn uitleg nog eens dunnetjes over op TerzakeEn een paar dagen later las ik een heel helder stuk van Boudewijn Bouckaert over gerechtelijk activisme.

 **De Amerikaanse president Roosevelt ging hierin veel verder. Toen het Supreme Court herhaaldelijk zijn wetsvoorstellen ongrondwettelijk verklaarde, deed hij een poging om de samenstelling van het Hof te veranderen. Die poging mislukte, maar sommige leden begonnen wel voorzichtiger te stemmen.
 
*** Een voorbeeld van dergelijke vergezochte redeneringen is de manier waarop in de Verenigde Staten de ‘Commerce Clause’ gebruikt werd en wordt om allerlei federale wetgeving door te drukken die niets met die ‘commerce’ te maken heeft.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten