zaterdag 22 juli 2017

Marseille (France)

Om de tuin te bereiken moet je aan deze affiche naar rechts afslaan
     In Marseille verbleven we in een vroegere kloosterschool. Dat was in het oude stadsdeel Le Panier. Een ondernemend echtpaar had een verdieping van het gebouw vertimmerd en verbouwd tot mooie gastenkamers. De bedden waren goed, de hoofdkussens zacht en het ontbijt lekker. Dat ontbijt namen we in een heerlijk verwilderde tuin. Un jardín rebelde, zoals een Spaanse vriendin dat noemt, het soort tuin dat mij altijd doet denken aan chique hippies, bohemien kasteelbewoners en een mei 68 zonder barricades.
     Voor mij had het logement een nadeel. Om de tuin te bereiken moest je door een doolhof van gangen en trappen en ik heb veel last om mij in de ruimte te oriënteren. Volgens Jan, die geneeskunde studeert, heeft het te maken met mijn hippocampale ‘place cells’. Daar moet iets mis mee zijn.
     Maar de goede gastheer en gastvrouw hadden rekening gehouden met de ruimtelijk uitgedaagde medemens. Op verschillende plaatsen in de gangen hadden ze affiches opgehangen die als herkenningspunten dienst konden doen. Op een bijzonder moeilijke tweesprong hing een grote affiche van de filmtrilogie Marius-Fanny-César. Dan moest ik naar rechts. Dan de deur openen met de rode sleutel. Dan rechtdoor. De deur openen met de groene sleutel, en ik was in de hippie-tuin.
     Met die grote affiche was ik erg ingenomen, want ik hou van Pagnol en vooral van zijn drie toneelstukken die zich aan de haven van Marseille afspelen. Ik moet zeven geweest zijn toen ik de film Fanny zag met Leslie Caron en Horst Buchholz en ik vond dat toen de mooiste film die ik ooit had gezien, en Fanny het mooiste meisje.* Toen ik een jaar Franse les gaf, moesten mijn leerlingen elke week één scène uit die stukken lezen, waar ik ze dan streng over ondervroeg.
     Marseille doet anders niet veel rond Pagnol en rond de trilogie. Er is geen straatnaam, standbeeld of museum. Hier en daar is er een etablissement dat naar de schrijver verwijst, of naar zijn helden César, Panisse of de oude Escartefigues. Veel is het niet. We hebben ook gezocht of er misschien voorstellingen waren. Het enige wat we vonden, was Pagnol Ma Vie, waarin een komiek, zijn eigen leven vertelde, ‘onderbroken en aangevuld door de bekendste scènes uit het oeuvre van Pagnol’. Hij deed dat in Le Quai du Rire, een zaaltje vlak naast het jeugdtheater ‘Badaboum’. ‘Dat klinkt niet erg serieus,’ zei mijn vrouw.
     We zijn toch maar een kijkje gaan nemen. Aan de kassa zat een kerel die er zelf als een komiek uitzag. Of er nog plaatsen waren voor Pagnol Ma Vie? Nee, die voorstellingen waren afgelast. Hoe dat kwam? ‘Le comédien n’a plus envie,’ zei de man aan de kassa. Hij zei het op een grappige manier.
     Sindsdien heeft Jan er een nieuwe uitdrukking bij. Als ik iets flauws zeg, antwoordt hij nu, uit de hoogte en zonder een spier te vertrekken: ‘Hou dat maar bij voor Le Quai du Rire.’ En dan denk ik bij mezelf: ‘Le comédien n’a plus envie’.

* Van die film herinner ik mij alleen het volgende: een vrouwenstem roept: ‘Fanny! Fanny!’, een veelkleurig vliegengordijn wordt opzij geschoven, en Fanny komt het café binnen. Ze heeft een lieve glimlach.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten