woensdag 11 oktober 2017

Lenin op De Afspraak

     Gisteren in De Afspraak ging het over Vladimir Iljitsj Oeljanov, bijgenaamd Lenin. Bart Schols stelde vragen aan Lien Verpoest, een Ruslandkundige met een erg beweeglijk gezicht. Af en toe kwam de olijke Mark Eyskens tussen met flauwe anekdotes, het soort anekdotes die ik in de klas ook wel eens vertel: dat Lenin op het Kremlin een heel klein werkkamertje betrok*, dat hij in 1917 met een ‘verzegelde’ trein naar Rusland reisde, en dat Trotski met een bijl de hersens werd ingeslagen in Mexico. Mark had dat werkkamertje en die bijl met eigen ogen gezien.
     Rond de figuur van Lenin werd in de uitzending een web van bijvoeglijke naamwoorden geweven: zeer radicaal, zeer intelligent, verbeten, recht-door-zee, zeer kordaat, rechtlijnig, open van geest. ‘De kenmerken van een echte leider,’ zo vatte Schols het samen, die er daarnaast enkele keren op wees dat Vladimir Iljitsj verantwoordelijk was voor de dood van zes miljoen mensen.**
     Niet alle omschrijvingen van Lenin leken mij even gelukkig. ‘Radicaal’ en ‘kordaat’ zijn geen slechte woorden, maar ‘fanatiek’ en ‘meedogenloos’ roepen een scherper beeld van de man op. ‘Recht-door-zee’ en ‘rechtlijnig’ geven goed aan dat Lenin nooit zijn uiteindelijke doel uit het oog verloor. Maar ze doen onrecht aan zijn eeuwige tactisch gemaneuvreer. Dit was immers de man de schreef dat communisten ‘indien nodig, gebruik moesten maken van alle mogelijke listen, kunstgrepen en onwettelijke methodes, van alle uitvluchten en verzinsels om binnen te raken in de vakbonden.’*** Als ik zo’n zin lees, denk ik niet meteen aan onze mooie, taaleigen uitdrukking ‘recht-door-zee’.
     Was Lenin ‘zeer, zeer intelligent’, zoals mevrouw Verpoest beweerde? Wie zal het zeggen? Toen de Russissche politiek in 1908 geblokkeerd leek, sloot Lenin zich negen maanden op in de academische bibliotheken van Genève en London om een boek te schrijven waarin hij de marxistische filosofie afwoog tegen de toenmalige stand van de wetenschap. Dat boek – Empirio-critisme en materialisme – zou, geloof ik, aan de meeste universiteiten aanvaard zijn als doctoraatsverhandeling, mits de promotor er de scheldwoorden en de overbodige herhalingen uithaalde. Een domme jongen was Lenin dus niet. Maar is een doctoraatsverhandeling altijd een bewijs van superieure intelligentie? Bertrand Russell heeft een uur met Lenin gepraat en vond hem heel gewoontjes. We moeten er niet aan denken wat Keynes zou hebben geconcludeerd na een uurtje Lenin.
     Wat Russell opviel was Lenins gebrek aan kennis (in verband met Engeland), zijn ontoereikend psychologisch voorstellingsvermogen, zijn bekrompenheid en zijn absolute geloof in de leer. Dat valt moeilijk te rijmen met de ‘open geest’ die door Schols werd gesuggereerd en door Verpoest werd overgenomen. Gelukkig werd die openheid toegelicht met voorbeelden.
     Hét grote voorbeeld van Lenins ‘openheid op maatschappelijk gebied’ was zijn steun aan de vrouwenbeweging. Daar kon Schols niet bij. Verantwoordelijk voor zes miljoen doden en tegelijk ook de ‘grondlegger van de vrouwenrechten’. Hoe kon dat nu? Daar kon Lenin toch zelf nooit opgekomen zijn, dacht Schols. Daar moest een vrouw achter zitten. Inessa Armand bijvoorbeeld, die misschien wel Lenins maîtresse was. De kijkers kregen een foto van Innessa te zien. Verpoest gaf toe dat Inessa er wel iets mee te maken had. Maar dat was niet het belangrijkste, zei ze. Lenin haalde zijn ideeën over vrouwenrechten, vrije liefde, wettelijke abortus en afschaffing van huishoudelijke taken uit ‘het marxisme en het leninisme dat hij zich eigen had gemaakt.’
     Dat Lenin zich het leninisme had eigen gemaakt, was een kleine verspreking van Verpoest. Dat gebeurt. Ik zou ook zenuwachtig zijn als ik over Lenin moest spreken in een studio. Maar dat Lenin zijn vrouwenrechten gehaald had bij Marx en Engels – en de Duitse sociaaldemocratie –, daar had Verpoest gelijk in. Sympathiek aan het vroege marxisme en socialisme was dat het allerlei in wezen liberale ideeën overnam en consequenter doorvoerde dan de liberalen zelf. De gelijkberechtiging van de vrouw was een van die ideeën. Het was een hoeksteen van de socialistische beweging. Lenin was in dat opzicht een brave, weinig originele socialist. We vergeten te snel dat Lenin zich amper drie jaar vóór 1917 had afgescheurd van de socialistische beweging.
     Hier hebben we meteen een reden om Lenins rol als grondlegger van de vrouwenrechten wat bij te stellen. Wat in het gesprekje tussen Schols en Verpoest namelijk ontbrak was duidelijkheid over de twee revoluties van 1917, die van februari en die van oktober. Het bleef onduidelijk wélk soort revolutie – of staatsgreep – Lenin in oktober had uitgevoerd. Kijkers met weinig achtergrond bleven wellicht met de idee zitten dat de oktoberrevolutie de tsarentroon omvergooide. Dat was natuurlijk niet het geval. De tsaar was al afgetreden na de revolutie van februari, toen Lenin nog in Zwitserland verbleef. Na het aftreden van de tsaar kwamen verschillende regeringen van conservatieven, liberalen en socialisten – met altijd maar meer socialisten.
     Lenin voerde zijn staatsgreep van oktober dus uit tegen een voornamelijk socialistische regering, een regering met mensjevieken en sociaal-revolutionairen die vrouwenrechten even hoog in hun agenda hadden ingeschreven als gelijk welke volgeling van Lenin. Zonder diens staatsgreep waren de vrouwenrechten in Rusland er ook gekomen. Daar zouden de mensjewieken en de sociaal-revolutionairen wel voor hebben gezorgd. Maar dan was er niet één grondlegger van die rechten geweest. En als verhaal is dat minder.


* Eyskens vond dat kleine werkkamertje ontroerend. Het was jammer dat Lenin zo overtuigd was van zijn eigen gelijk, vond Eyskens, want daardoor kon hij, Lenin, geen democraat zijn. Maar hij, Eyskens, had wel veel bewondering voor de moed van Lenin.
** Alle zes miljoen slachtoffers aan Lenin toeschrijven is onrechtvaardig. Ook zonder Lenins staatsgreep zouden duizenden zijn omgekomen in de revolutionaire storm die over Rusland waaide. In de burgeroorlog die op de staatsgreep volgde, waren de Polen en de Tsjechen, de Witten van Koltsjak, de kozakken van Kaledin, de anarchisten van Machno en vele anderen tot even grote wreedheden bereid als de Roden van Lenin. Ze kregen ook steun vanuit het buitenland, van Engeland, van de Verenigde Staten en van andere landen. Maar zelfs hevige tegenstanders van de buitenlandse interventie, zoals Bertrand Russel, legden de verantwoordelijkheid van de burgeroorlog bij Lenins roekeloze staatsgreep.

*** Vakbonden in democratische landen wel te verstaan. Zie: De linkse stroming – Kinderziekte van het communisme, hoofdstuk 7, voorlaatste alinea).


Dit stukje werd ook geplaatst op Doorbraak.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten